Filter by
FAQ (25)
21. Wat is de procedure om een uitheemse of plaatselijk niet-voorkomende aquacultuursoort te kweken?
Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad van 11 juni 2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX%3A32007R0708&…) biedt een kader om het aquatisch milieu te beschermen tegen de aan de kweek van dergelijke soorten verbonden risico’s. De verordening regelt hun verplaatsingen in de EU, voor alle aquatische soorten en productietypes, en er zijn speciale regels voor gesloten aquacultuurvoorzieningen en vrijstellingen voor de in bijlage IV vermelde soorten.
Aquacultuurexploitanten moeten een vergunning aanvragen voor het binnenbrengen van een uitheemse soort of de translocatie van een plaatselijk niet-voorkomende soort bij een relevant bestuursorgaan in de EU-lidstaat (“een bevoegde autoriteit”). De aanvrager moet een dossier indienen volgens de in bijlage I vermelde indicatieve richtsnoeren. Een raadgevend comité beoordeelt of de aanvraag alle nodige informatie bevat en bepaalt de ontvankelijkheid ervan en de mogelijke risico’s. Het comité geeft vervolgens zijn advies door aan de bevoegde autoriteit, die volgens de vastgestelde procedure beslist of de vergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd.
22. Wat is “aquaponics” en wat zijn de voordelen ervan?
Aquaponics is een innovatief aquacultuurproductiesysteem dat visproductie in recirculerende aquacultuursystemen combineert met de productie van planten met behulp van hydroponica (de techniek van het kweken van planten zonder bodem) in één productiesysteem. Het is een duurzame en efficiënte landbouwmethode die de behoefte aan bodem wegneemt en water in stand houdt.
Deze techniek heeft meerdere voordelen:
Het kan zich in plattelandsgebieden bevinden, maar ook in stedelijke en semi-stedelijke omgevingen, met inbegrip van stadsgebouwen (bv. daktoppen) en industrieterreinen (bv. ongebruikte locaties), waardoor de EU-regio’s zelfvoorzienend zijn om hun bewoners banen te bieden en verse groenten, vis en fruit te bieden. Deze strategische plaatsing verlaagt niet alleen de kosten voor de aankoop van land, maar biedt ook ruimte voor aquacultuur voor de productie van vis dichter bij stedelijke gebieden, waardoor de vervoerskosten worden verminderd en de totale koolstofvoetafdruk van de productie wordt verkleind.
Het is een ecologisch verantwoord gesloten systeem zonder gebruik van chemische meststoffen omdat het een zelfvoorzienend systeem is. Het water van de vistanks wordt opnieuw door filters geleid om de bedden van planten te voeden en vervolgens terug naar de vistanks. Vissen en planten ontwikkelen een symbiotische relatie, waarbij planten het visafval reinigen en vis voedingsstoffen aan de planten voedt.
Er is geen gebruik van pesticiden nodig.
Het voorkomt de seizoensgebondenheid, aangezien planten en vissen het hele jaar door kunnen worden gekweekt, ongeacht het seizoen en de weersomstandigheden.
Enkele van de uitdagingen bij de implementatie en ontwikkeling van aquaponics zijn:
Hoge initiële kosten: het opzetten van een aquaponicasysteem kan duur zijn vanwege de behoefte aan gespecialiseerde apparatuur, zoals tanks, pompen en filtersystemen, en hoge energiebehoeften.
Technische deskundigheid: het vereist dagelijks onderhoud en voortdurende controle van de waterkwaliteit voor vis en planten en kennis van zowel de viskwekerij als de hydrofoonsystemen. Het in evenwicht brengen van de behoeften van vis en planten kan complex zijn en vereist voortdurend leren en aanpassen.
Niet alle planten en vissen floreren in aquaponische systemen: de techniek is niet geschikt voor alle gewassen en kan worden uitgevoerd met een beperkt planten- en visras.
Winstgevendheid: momenteel zijn er problemen met de schaalbaarheid om op grote schaal en tegen een rendabele prijs groenten te produceren.
23. Wat is Biofloc Technology (BFT) en wat is de toepassing ervan in de aquacultuur?
BFT is een innovatieve aquacultuuraanpak die de duurzaamheid en de efficiëntie van de productie vergroot door een microbiële gemeenschap in nutriëntenrijk water te bevorderen. Deze gemeenschap, bekend als “biofloc”, bestaat uit nuttige micro-organismen die niet-verbruikte diervoeders omzetten in voedzame biomassa en dienen als aanvullende voedselbron voor gekweekte vis en garnalen. BFT verbetert de waterkwaliteit aanzienlijk door het stabiliseren van schadelijke stikstofverbindingen, draagt bij tot de algemene gezondheid en vermindert de stress in in het water levende organismen. Dit natuurlijke filtratieproces beperkt uitbraken van ziekten tot een minimum. Bovendien verbetert de technologie de groeicijfers en de overlevingskansen, wat leidt tot hogere opbrengsten en winstgevendheid voor landbouwers.
Er zijn nog steeds aanzienlijke problemen voor de schaalbaarheid van deze technologie, zoals:
Het technische beheer vereist een nauwkeurig inzicht in microbiële ecologie en voortdurende monitoring van waterkwaliteitsparameters zoals pH, opgeloste zuurstof en nutriëntenniveaus.
Een andere belangrijke uitdaging is het risico op de ontwikkeling van ziekteverwekkers als gevolg van onjuist systeembeheer, dat kan leiden tot onevenwichtigheden in de microbiële gemeenschap en uitbraken van ziekten.
Bovendien kunnen de initiële installatiekosten in verband met het opzetten van een biofloc systeem aanzienlijk zijn, waardoor kleinschalige landbouwers kunnen worden afgeschrikt.
Ondanks haar voordelen wordt BFT op commerciële schaal toegepast op slechts enkele locaties in Europa, zoals de Whiteleg-garnalenteelt (Litopenaeus vannamei) in BFT-systemen in Castilla y León, Spanje. Op het gebied van onderzoek hebben Europese wetenschappers uit verschillende landen, waaronder België (Universiteit Gent), met succes BFT-landbouw opgericht in tilapia-vijvers in Israël.
Recente vorderingen op het gebied van BFT-systemen waren gericht op het optimaliseren van de dynamiek van microbiële gemeenschappen om de voederconversiesnelheden en groeiprestaties te verbeteren. Innovaties in beluchtingssystemen, realtime monitoring van waterkwaliteitsparameters en het gebruik van verschillende koolstofbronnen (zoals melasse of zetmeel) hebben de veerkracht en productiviteit van biofloc-systemen aanzienlijk vergroot. Bovendien is uit onderzoek naar de gezondheidsvoordelen van biofloc als voedingssupplement gebleken dat de immuunrespons bij gekweekte soorten is verbeterd, wat leidt tot een betere groei en overlevingskansen.
Inspanningen om praktijken te standaardiseren en beste beheersrichtsnoeren te ontwikkelen zijn van essentieel belang om de voordelen van biofloc-technologie in de aquacultuur te maximaliseren. Deze milieuvriendelijke praktijk biedt waardevolle toepassingen zoals voeder voor waterdieren en een mogelijke vervanging van traditionele visingrediënten in de voeding van schaaldieren.
24. Wat is Low Trophic Aquaculture (LTA)?
De lage trofische aquacultuur (LTA) is gericht op de productie van soorten die een lager niveau van het voedselweb innemen. LTA bestaat uit niet-gevoederde aquacultuur, waaronder filtervoerders (bv. mosselen, oesters en schelpen), breuktivoren (bv. zeekomkommers), zeewier, maar ook herbivore vis (bv. karpers). LTA sluit aan bij de beginselen van duurzame aquacultuur door de afhankelijkheid van eindige hulpbronnen te verminderen en de milieuvoetafdruk tot een minimum te beperken.
De voordelen van Low Trophic Aquaculture (LTA) zijn:
1. Verminderde energie-input: De LTA is gericht op soorten die lager zijn in de voedselketen, waarvoor minder energie nodig is dan voor het kweken van carnivore soorten. Dit leidt tot een efficiënter gebruik van hulpbronnen.
2. Verbeterde aquatische ecosystemen: LTA (met name filtervoerders en zeewier) kan overtollige stikstof, fosfor en koolstof absorberen en zo eutrofiëring en de gevolgen van klimaatverandering beperken. Bovendien kunnen LTA-praktijken ook de waterkwaliteit (bv. mosselen, oesters en schelpdierhouderij) verbeteren door filtratie en de kwaliteit van de zeebodem (bv. schelpdieren en zeekomkommers) door de verplaatsingen van de gekweekte soorten in het zand.
3. Diversificatie: LTA vergroot het scala van soorten die duurzaam kunnen worden gekweekt en draagt bij tot diversificatie binnen de aquacultuursector van de EU.
4. Potentieel voor hoogwaardige productontwikkeling: zoals in het ASTRAL-project wordt benadrukt, kan LTA grondstoffen leveren voor de productie van levensmiddelen, diervoeders, cosmetica, geneesmiddelen, bioplastics en andere waardevolle producten.De uitdagingen van de koolstofarme aquacultuur (LTA) zijn:
1. Marktvraag en aanvaarding door de consument: de vraag van de consument naar LTA-producten (bv. zeewier) kan lager zijn dan voor andere soorten in bepaalde regiop1. Er worden inspanningen geleverd, bijvoorbeeld via de aquacultuurcampagne van de EU en het Algae-initiatief van de EU om het bewustzijn en de acceptatie van deze producten te vergroten.
2. Regelgevingskaders: de regelgevingskaders voor LTA kunnen minder ontwikkeld zijn dan die voor traditionele aquacultuur, wat tot onzekerheid voor investeerders en marktdeelnemers kan leiden (zie veelgestelde vragen over IMTA).
3. Afhankelijkheid van milieuomstandigheden: LTA, met name in open water, kan kwetsbaar zijn voor veranderingen in milieuomstandigheden zoals temperatuur, zoutgehalte en beschikbaarheid van nutriënten. Extreme weersomstandigheden kunnen ook een risico vormen.Het is belangrijk op te merken dat de voordelen en uitdagingen van LTA kunnen variëren naargelang van de soort die wordt gekweekt, de locatie van de boerderij, het productiesysteem en de specifieke toegepaste beheerspraktijken.
De productie van LTA en hoogtrofische soorten (bv. de productie van carnivore soorten) kan worden gecombineerd om mogelijk positieve milieuvoordelen te genereren, zoals de opname van nutriënten en koolstofvastlegging. De integratie van LTA in de productie van hoogtrofische soorten is een van de beginselen waarop de geïntegreerde multitrofische aquacultuur (IMTA) is gebaseerd.
In de “Strategische richtsnoeren voor een duurzamere en concurrerendere aquacultuursector voor de periode 2021-2030” wordt het belang van diversificatie naar soorten met lagere trofische niveaus benadrukt.
Het EU-algeninitiatief heeft tot doel de algensector in de EU, met inbegrip van de aquacultuur van zeewier, te ondersteunen door het bestuur te verbeteren, bedrijfsondersteunende mechanismen te ontwikkelen, het bewustzijn en de acceptatie van algen in de EU te vergroten en de kennis, het onderzoek en de gegevens van algen te verbeteren en innovatie te stimuleren.
Het Raadgevend Comité voor de aquacultuur (AAC) heeft in oktober 2024 een aanbeveling over dit soort aquacultuur gepubliceerd, die hier te vinden is: https://aac-europe.org/en/publication/aac-recommendation-on-promoting-l…
De Europese Unie (EU) heeft verschillende onderzoeksprojecten in verband met LTA gefinancierd om de duurzaamheid en het concurrentievermogen van de aquacultuur in de regio te bevorderen. Zo zijn AquaVitae (https://aquavitaeproject.eu/), ASTRAL (https://www.astral-project.eu/) en ULTFARMS (https://maritime-spatial-planning.ec.europa.eu/projects/circular-low-tr…) opmerkelijk, aangezien zij ook bijdragen tot de bevordering van LTA en duurzame aquacultuurpraktijken.
ULTFARMS is een baanbrekend project “Horizon Europa Ocean Mission” met een visie om de LTA-systemen te radicaliseren. Het heeft tot taak de productie van LTA te optimaliseren in moeilijke offshoreomstandigheden en in omgevingen met een laag zoutgehalte. Door innovatieve technische, technische, ecologische en biologische processen te integreren, streeft ULTFARMS ernaar een rendabele, duurzame en ecologisch verantwoorde productieketen van laagtrofische soorten (zeewier en weekdieren) tot stand te brengen in offshorewindmolenparken in de Noordzee en de Oostzee.
25. Hoe benadert de EU het gebruik van antibiotica en antimicrobiële resistentie in de aquacultuur?
De aanpak van de EU ten aanzien van het gebruik van antimicrobiële stoffen bij dieren wordt in de eerste plaats bepaald door strenge regelgevingsmaatregelen die zijn opgenomen in Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen, en ook in Verordening (EU) 2019/4 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 wat specifiek de toediening van diergeneesmiddelen via diervoeders met medicinale werking betreft. Het EU-regelgevingskader verbiedt het gebruik van antibiotica om de groei te bevorderen of de opbrengst te verhogen. Het gebruik van alle antimicrobiële stoffen is onderworpen aan een voorschrift van een dierenarts na een klinisch onderzoek of een andere passende beoordeling door een dierenarts. Bepaalde antimicrobiële stoffen kunnen niet bij dieren worden gebruikt, aangezien zij voorbehouden zijn voor de behandeling van bepaalde infecties bij de mens. Preventief gebruik van antibiotica is alleen toegestaan voor een individueel dier, in uitzonderlijke gevallen en onder welomschreven omstandigheden. Daarnaast wordt op EU-niveau een geneesmiddelenbewakingssysteem opgezet waarbij de lidstaten, de Commissie, het Europees Geneesmiddelenbureau en houders van vergunningen voor het in de handel brengen samenwerken om taken in verband met de veiligheid en werkzaamheid van toegelaten diergeneesmiddelen uit te voeren.
De verkoop in de EU van antimicrobiële diergeneesmiddelen voor voedselproducerende dieren, met inbegrip van voedselproducerende waterdieren, is tot 2022 op vrijwillige basis gemonitord. Vanaf 2023 worden de verkopen gemonitord in het kader van een nieuw, juridisch bindend systeem. Deze gegevens worden gebruikt om de vooruitgang te volgen in de richting van de ambitieuze doelstelling om de totale verkoop van antimicrobiële stoffen voor landbouwhuisdieren en in de aquacultuur in de EU tegen 2030 met 50 % te verminderen ten opzichte van 2018 (https://eur-lex.europa.eu/resource.html?uri=cellar:ea0f9f73-9ab2-11ea-9…). Vanaf 2026 moeten de lidstaten gegevens verzamelen over het gebruik van antimicrobiële stoffen in vissen per categorie (Atlantische zalm, regenboogforel, goudbrasem, zeebaars, gewone karper). Deze gegevens over het gebruik van antimicrobiële stoffen moeten de basis vormen voor het vaststellen van gerichte maatregelen tegen antimicrobiële resistentie (AMR).
In de “Strategische richtsnoeren voor een duurzamere en concurrerendere EU-aquacultuur voor de periode 2021-2030” wordt benadrukt dat de afhankelijkheid van antibiotica moet worden verminderd door middel van betere houderijpraktijken. Deze praktijken, die gericht zijn op de bevordering van dierenwelzijn en ziektepreventie, zijn van cruciaal belang om de risico’s in verband met antibioticagebruik te beperken en het misbruik van antibiotica uit te bannen en tegelijkertijd in overeenstemming te brengen met de doelstellingen op het gebied van milieu en volksgezondheid.
In juli 2022 hebben de Commissie en de lidstaten antimicrobiële resistentie (AMR) aangemerkt als een van de drie belangrijkste prioritaire bedreigingen voor de gezondheid. Er is een uitgebreid verslag gepubliceerd over de nationale “één gezondheid” -actieplannen van de lidstaten tegen antimicrobiële resistentie (https://health.ec.europa.eu/publications/overview-report-member-states-…) (“één gezondheid” -kwestie, dat wil zeggen dat het betrekking heeft op de menselijke gezondheid, de gezondheid van dieren, planten en het milieu, en een veelzijdige grensoverschrijdende bedreiging voor de gezondheid is die niet door één sector afzonderlijk of door afzonderlijke landen alleen kan worden aangepakt).
Op 26 april 2023 heeft de Europese Commissie een voorstel aangenomen voor een aanbeveling van de Raad inzake de intensivering van de EU-maatregelen ter bestrijding van antimicrobiële resistentie in het kader van een “één gezondheid” -benadering, waarin de lidstaten worden aangemoedigd maatregelen te nemen ter verbetering van de gezondheid en het welzijn van voedselproducerende dieren zoals gekweekte vis, teneinde het voorkomen en verspreiden van infectieziekten in de landbouw te verminderen en vervolgens de noodzaak van het gebruik van antimicrobiële stoffen te verminderen. En op 13 juni 2023 heeft de Raad de aanbeveling inzake de intensivering van de EU-maatregelen ter bestrijding van antimicrobiële resistentie met een “één gezondheid” -benadering aangenomen (https://health.ec.europa.eu/publications/council-recommendation-steppin…). De aanbevelingen zijn erop gericht het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen te bevorderen door concrete doelstellingen vast te stellen voor AMR en antimicrobiële consumptie in de menselijke gezondheid. Zij moedigen de lidstaten ook aan maatregelen te nemen ter verbetering van de gezondheid en het welzijn van voedselproducerende dieren, zoals gekweekte vis, om het voorkomen en verspreiden van infectieziekten in de landbouw te verminderen en vervolgens de behoefte aan het gebruik van antimicrobiële stoffen te verminderen.
Zoals vermeld in de punten 8 en 9 van de aanbeveling inzake de intensivering van de EU-maatregelen ter bestrijding van antimicrobiële resistentie met een “één gezondheid” -benadering zijn sommige strategieën om de afhankelijkheid van antibiotica in de aquacultuur te verminderen: vaststelling van maatregelen ter preventie en bestrijding van infectieziekten; de vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen voor viskwekerijen, hetgeen een verplichting is van de exploitanten overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (diergezondheidswetgeving); het stimuleren van kweektechnieken in de aquacultuur met het oog op de ontwikkeling van ziekteresistente stammen; bevordering van het gebruik van vaccinatie en alternatieven om bepaalde ziekten te helpen voorkomen (vaccins bieden gerichte immuniteit tegen specifieke ziekteverwekkers; het gaat echter om uitdagingen zoals soortspecifieke beperkingen.); het bevorderen van de ontwikkeling en het gebruik van innovatieve toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van toevoegingsmiddelen, om de fysiologische status van dieren te verbeteren, zoals voeder op basis van insecten (deze diervoeders zijn rijk aan eiwitten, chitine en bioactieve verbindingen (bv. laurinezuur) die de diversiteit van darmmicrobiota kunnen vergroten, de resistentie tegen ziekten kunnen verbeteren en de afhankelijkheid van vismeel kunnen verminderen), probiotica (Probiotica, zoals bacillus en lactobacillus, verbetering van de immuniteit, groei en stresstolerantie bij het onderdrukken van pathogenen), prebiotica (Prebiotica, bv. fructooligosachariden (FOS) en mannanoligosachariden (MOS), selectieve stimulering van nuttige darmbacteriën, verbetering van nutriëntenabsorptie en immuunrespons) en symbiotisch (die probiotica en prebiotica combineren, synergistisch versterken van ziekteresistentie, darmmorfologie en microbiomevenwicht); zorgen voor permanente opleiding op het gebied van infectiepreventie en -bestrijding en bioveiligheid van alle personeelsleden van de viskwekerij (ook overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) 2016/429); zorgen voor een adequaat slibbeheer om ziekten en andere ziekteverwekkers te voorkomen.
Deze alternatieve strategieën zijn in overeenstemming met de richtsnoeren van de FAO/WHO, waarbij milieuvriendelijke aquacultuurpraktijken worden bevorderd die de gezondheid van vissen bevorderen, afval tot een minimum beperken en de milieuschade verminderen.
Om het regelgevingskader van de EU te versterken, voeren de lidstaten meerjarige nationale strategische plannen voor aquacultuur (MNSPA’s) uit waarin reductiedoelstellingen voor AMR zijn opgenomen, vaak ondersteund door financiering uit het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA). Deze plannen zijn bedoeld om de bioveiligheid te verbeteren, vaccinatieprogramma’s te bevorderen en investeringen in alternatieve therapieën te bevorderen.
De EU verstrekt ook financiering voor AMR-gerelateerde projecten in de aquacultuursector (Horizon Europa en EFMZVA). Bijvoorbeeld Cure4Aqua, gericht op de ontwikkeling van biogebaseerde alternatieven voor antibiotica, en NeoGiANT, dat agrarische bijproducten valoriseert tot natuurlijke antimicrobiële formuleringen.